Judoclub Leopoldsburg

...Ook jij kan judo leren bij ons!!!!!

Judo algemeen

Judo in België

Bron : Judostart.be

Het begin van het judo in België:

Er was reeds sprake van judo in België voor 1914-1918 maar de eerste schuchtere poging om een federatie te stichten werd pas genomen tijdens de oorlog in 1943. Uiteindelijk kwam deze federatie niet van de grond.

De eerste Belgische Judofederatie werd pas gesticht op 6 juni 1949. De BFJJV (de Belgische Federatie Judo en Ju-Jitsu vereniging) was als enige federatie erkend door het Olympisch Comité. De eerste federatie was werkzaam over heel België maar bevatte slechts leden uit Brussel en het Franstalig landsgedeelte.

Kort na de stichting van de eerste federatie werd een andere federatie geboren, de Belgische Amateur Judo Associatie, kortom de BELAJA met vooral leden uit het Vlaamse Gewest en Brussel en meer specifiek uit de regio Antwerpen.

In 1954 werd kennis gemaakt met het kodokan judo door de aanstelling van Meester Ichiro Abe (toen 6 de dan) als technisch directeur bij de BFJJV. De fijnheid en de snelheid van uitvoering van de judobewegingen door Meester Abe waren voor de Belgen een ware revolutie.

Onmiddellijk nadat Meester Abe zijn intrede had gedaan bij de BFJJV, kwam een andere Japanner naar België; Meester Tokyo Hirano (toen 6 de dan) werd technisch directeur van de BELAJA.

Aan de toestand dat er in België twee grote federaties waren, kwam een einde, toen in 1958 met een fusie begonnen was en de Belgische Judobond gesticht werd ( BJB ). De technische trainers waren Meester Ichiro Abe (directeur) voor de techniek en Meester Tokyo Hirano (assistent) voor de competitie.

In 1965 werd er een nieuwe Vlaamse Federatie gesticht door afscheuring van de BJB nl de Vlaamse Liga voor Judo en Vechtkunsten (VLJV). Door dit feit was de eenheid van het judo in Vlaanderen terug verbroken.

Volgens het decreet (KB) van 2 maart 1977, werden de unitaire sportbonden verplicht naar vleugelvorming over te gaan, indien ze nog wensten gesubsidieerd te worden door de overheid.

In 1979 kwamen zo de "Vlaamse Judobond" en de "Lique Francophone de Judo" tot stand. De BJB werd slechts een overkoepeld orgaan van beide vleugels.

De fusie in 1981 tussen de Vlaamse Judobond en de Vlaamse Liga voor judo was er de oorzaak van, dat de naam terug veranderde en de huidige " Vlaamse Judofederatie" was geboren.

 

Evolutie van het wedstrijdjudo:

In 1949 werd reeds het eerste Kampioenschap van België georganiseerd.

Ook hadden vanaf 1949 de eerste interlanden plaats tussen België en de naburige landen.

De eerste wereldkampioenschappen vonden plaats in 1954 in Japan, het judoland bij uitstek. Japan bleef ten andere nog enige jaren organisator van de wereldkampioenschappen.

In die tijd waren er nog geen gewichtsklassen en was het wedstrijdjudo enkel weggelegd voor de mannen. In het begin van 1960 kwam er verandering in de gewichtsreeksen en werden 3 gewichten ingevoerd nl licht, half zwaar en zwaar.

Daarna kende de judosport een evolutie in de gewichtsreeksen en beschikken we nu in 2008 over 7 gewichtreeksen voor de heren en 7 gewichtsreeksen voor de dames.

Er werd door België voor het eerst deelgenomen aan de Europese Kampioenschappen in 1953. De Belgen kaapten tal van medailles weg in de verschillende reeksen in de jaren 50 , 60 en 70.

Het damesjudo kende pas zijn opmars in 1974. We mogen hier wel stellen dat 1974 de uiteindelijke start geweest is voor het Belgische damesjudo in competitie. De inrichting van het eerste Europese Kampioenschap voor dames vond plaats in 1975. Tot op heden hebben de dames de grootste Belgische successen behaald op alle fronten, zowel op Europees als op wereldvlak als op Olympische Spelen. Boegbeelden bij de dames waren uiteraard Ingrid Berghmans en Marie France Mil.

In hun voetsporen volgden nog tal van vrouwelijke judoka's zoals Gella Vandecaveye , Ulla Werbrouck , Heidi Rakels , An Simons , Inge Clement, Nicole Flagothier, Marisabel Lomba , Brigitte Olivier en Kristel Taelman. Ook de huidige generatie met Heylen Ilse , Dom Leen en Verheeke Katrien zorgt nog steeds voor de vele successen.

In de jaren 80 kwam dankzij de boegbeelden Ingrid Berghmans en Robert Vandewalle die vele Europese, Wereld en Olympische titels wegkaapten, de judosport in de media en won onze sport aan populariteit.

Robert Vandewalle het boegbeeld van de judosport kende vanaf 1971 zijn opmars en zou blijven schitteren tot in 1988 met een bronzen medaille op de Olympische Spelen te Seoul en zelfs in 1989 met een bronzen medaille op het EK te Helsinki. In zijn voetsporen volgden later nog Johan Laats, Harry Vanbarneveld , Daan De Cooman en Cedric Taeymans. De opvolging is verzekerd met de huidige generatie met onder meer Dirk Van Tichelt.

Zowel bij de mannen als bij de vrouwen staan binnenkort terug een nieuwe jeugdige lichting klaar om de fakkel over te nemen.

Doelstellingen federatie:

De Vlaamse Judofederatie vzw tracht alle judoclubs in Vlaanderen met inbegrip van het tweetalig gebied Brussel Hoofdstad in één federatie te verenigen en de judosport te verspreiden, aan te leren en te beoefenen zowel op regionaal , nationaal als internationaal vlak en dit met aandacht voor de verschillende doelgroepen in Vlaanderen. De Vlaamse Judofederatie tracht dit te bereiken door middel van het nemen van alle initiatieven ter bevordering van de judosportbeoefening op zelfverdediging, recreatief en competitief vlak rekening houdend met de opvoedende waarden van het judo. Tevens tracht de Vlaamse Judofederatie zoveel mogelijk Vlaamse jongeren aan te trekken tot de judosport en hen de nodige mogelijkheden en ondersteuning aan te bieden met als doel de ontwikkeling van de jonge judoka tot topsporter.

Doelstelling en filosofie van de krijgskunst:

Judo kent zoals vele krijgskunsten zijn oorsprong in Japan (1882). Het was Jigoro Kano die na het uitgebreid bestuderen van het ju-jutsu een nieuwe systeem van gevecht ontwikkelde, JUDO. Het doel van ju-jutsu was zuiver om resultaat te halen in een gevecht. Voor Kano moest het een fysieke en geestelijke training voorstellen waar het resultaat ook telde maar respect voor de tegenstander noodzakelijk was. Zodat de betekenis van judo " zachte weg" niet verloochend werd. Deze filosofie kwam tot ontplooiing met de spreuken: "JITA KYOEI" (onderlinge weldaad) en "SEIRYOKU ZEN'YO" (maximaal resultaat).

Jita kyoei vertolkt het doel van de judo. Het moet de mens bewust maken dat de eigen vervolmaking moet bijdragen tot de vervolmaking van de gemeenschap met als middel seiryoku zen'yo. In het spel van aanval en verdediging is elke weg niet de juiste. Met een kleine inspanning moet een maximaal aan resultaat bekomen worden.

Of zoals Kano het zelf onderrichtte: " Judo is het principe van het meest nuttige gebruik van lichaam en geest. Het beoefenen van judo is de ontwikkeling van lichaam en geest, door het spel van aanval en verdediging zich te vervolmaken tot een harmonisch mens en daardoor bij te dragen tot de voorspoed van alle mensen.

Opvoedende waarden - Etiquette

Zoals reeds aangehaald legt Kano de nadruk op (ju)DO, wat weg of principe impliceert. Het principe van een gemeenschap met respect voor andere en een samenleving in harmonie. Kano beschouwde judo vooral als een opvoedkundige methode en niet als de wedstrijdsport die wij nu kennen. En nog steeds worden de traditionele ideeën hoog in het vaandel gedragen. Nog steeds worden de gedragscodes, bescheidenheid, moed, beleefdheid, zelfcontrole, respect, vriendschap, discipline en eer gecommuniceerd naar de clubs en de jonge judoka's.

Door judo leren jongeren agressie te controleren en in een positieve context te gebruiken.

In het judo vinden we tevens een aantal Oosterse levensgewoonten terug die de inspiratie geven om menswaardiger met elkaar om te gaan. Het gaat hier zuiver waarnemelijk om de oefenruimte die een serene en rustige sfeer uitstraalt waar men niet eet en waar men zo weinig mogelijk praat om zich beter op de studie te kunnen concentreren, de groet , nl een diepere buiging die achting uitstraalt voor onze medemens of partner, de kledij die steeds zuiver en verzorgd dient te zijn en de hygiëne die aan een minimum van regels onderworpen is zoals voorbeeld nagels van handen en voeten kort geknipt houden, geen scherpe voorwerpen zoals ringen, oorbellen, armbanden dragen die de partner kunnen kwetsen.

Het gradensysteem:

In het judo is er een reeds een lange tijd een vast gradensysteem. De graad wordt aangeduid door de OBI (gordel) die de kimono vast houdt. De gordel heeft in het judo een bepaalde betekenis, aan de gordel kan men een graad erkennen.

Er zijn leerling-graden (KYU) en meestergraden (DAN).
Leerling-graden     Meestergraden
       
6 de KYU: wit            1 ste DAN: zwart
5 de KYU: geel         2 de DAN: zwart
4 de KYU: oranje     3 de DAN: zwart
3 de KYU: groen      4 de DAN: zwart
2 de KYU: blauw      5 de DAN: zwart
1 ste KYU: bruin       6 de DAN: zwart of rood-wit geblokt
                                    7 de DAN: zwart of rood-wit geblokt
                                    8 ste DAN: zwart of rood-wit geblokt
                                    9 de DAN: zwart of rood
                                  10 de DAN: zwart of rood

 

De leerling-graden worden bekomen aan de hand van een examen (programma VJF) op de club zelf. De KYU graden zijn gemakkelijk te herkennen aan hun kleur maar dit is niet zo voor de DAN graden. Deze zijn allemaal zwart maar de juiste graad wordt onderaan de linkerzijde van de vest geplaatst. De rode en geblokte gordel wordt enkel gedragen tijdens een demonstratie of feestelijkheid. Om een DAN graad te bekomen moet men een techniek programma demonstreren voor een daarvoor aangeduide (VJF) jury van hogere graden. Vanaf 7 de DAN moet men in Japan het examen demonstreren. 

Geschiedenis van het judo

 

Historiek en filosofie van het judo

 

A. Geschiedenis en evolutie van het kodokan-judo

Elk volk, hoe ontwikkeld of primitief ook, heeft steeds een vorm van krachtuiting gekend. In functie van zijn leefsituatie diende deze krachtuiting als nut of noodzaak of anderzijds als ontspanning of vermaak. Judo, een moderne tweekampsport, heeft als voorloper de Japanse verdedigingkunst of jiu-jitsu gehad.


 
1. Het jiu-jitsu

jiu-jitsu is de verzamelnaam van verschillende gevechtstechnieken waarmee een ongewapende man een andere, al of niet gewapende tegenstrever, kon overwinnen. In het oude Japan was deze kunst bekend onder verschillende namen: yawra, kumiuchi, taijutsu, wajutsu, torite, kogusoko, kempo, haduka, shubaku, koshinomawari,enz.

Uit de geschiedenis van Japan (nihon shoki) blijkt dat in het jaar 230 voor Christus, een tornooi van de kracht (chicara-kuabe) voor de keizer werd gehouden. Dit zou de voorloper zijn geweest van het Japans worstelen (sumo).

jiu-jitsu werd onderwezen in verschillende scholen (ryu's) zoals: takenouchi ryu, sekigushi ryu, kyushin ryu, kito ryu, tenshin-shin'yo ryu, enz. Elke meester onderwees zijn systeem van verdedigingstechnieken die geregistreerd waren in handschriften (densho's)

Ten gevolge van sociale veranderingen kende het jiu-jitsu in Japan een enorme ontwikkeling vanaf de tweede helft van de zestiende eeuw tot de negentiende eeuw. Na het dekreet over het dragen van de sabel (1870) en het verdwijnen van het feodaal systeem ging het met de jiu-jitsu-scholen slecht. De interesse verdween en de scholen liepen leeg.


 
2. Het ontstaan van het kodokan-judo

altOp 28.10.1860 werd te Mikage, bij Kobe, meester Jigoro Kano geboren. Met zijn familie verhuisde hij in 1871 naar Tokio. Hij studeerde daar filosofie, economie en politieke wetenschappen. Later werd hij leraar aan de school voor edelen (gakushuin) en bekleedde ook hoge staatsposten

Ten gevolge van zijn tengere lichaamsbouw ging hij het oude jiu-jitsu bestuderen. Hij had in verhalen kennis gemaakt met het principe dat door gebruik van jiu-jitsu het voor een zwakkere mogelijk was een sterkere te overwinnen. Een oude Japanse jiu-jitsu meester en vriend van de familie Kano, Teinosuke Yagi, bracht Jigoro Kano in contact met het jiu-jitsu. Na lang zoeken kreeg Jigoro onderricht van de meesters Hachinosuke Fukuda en Masatomt Iso van de tenshin-shin'yo ryu en van meester Tsunetoshi Iikubo van de kito ryu. Deze drie meesters leerden Jigoro Kano de geheimen van hun respectievelijke scholen. Verder vervolmaakte hij zich nog door studie van geschriften van andere jiu-jitsu-scholen en ook door het bestuderen van buitenlandse werken over lichamelijke opvoeding. Daarna bouwde hij zelf een systeem op waarin ook veel aandacht werd besteed aan het geestelijk aspect.

In 1882 opende meester Kano zijn eigen school onder de naam kodokan judo (school tot het onderricht van de zachte weg). Hij startte in de Eishoji tempel met negen leerlingen en 12 tatami's (rijststromatten van 1.88 m op 0.94 m en 6 cm dikte). Met opzet had meester kano jutsu niet gebruikt maar veranderd in do, zo onderwees hij geen jujustu maar wel judo (ju is het principe, jutsu is de kunst en do is de weg). Kodokan kwam erbij omdat de naam judo reeds door een andere jutsu-school (shikishin ryu) was gebruikt.

Na een moeilijke start en minachting van andere jutsu-scholen brak het kodokan-judo door in 1886. Dat jaar richtte de hoofdstedelijke politie van Tokio een tornooi in. Hieraan namen 15 judoka's van meester Kano en 15 jutsuka's van meester Totsuka deel. Het werd een 13-0 overwinning voor het kodokan.

De suprematie van het kodokan was bewezen en de sport verspreidde zich over Japan en later over gans de wereld.

In 1887 kwam de technische zijde van het judo tot zijn voltooiing, terwijl de spirituele fase zijn vervolmaking kreeg in 1922 met twee spreuken: seiryoku zen'yo (maximum resultaat) en jita kyoei (onderlinge weldaad).

Na een vergadering met het Internationaal Olympisch Comité te Cairo, overleed meester Kano (04.05.1938) op het stoomschip Hikawa-Maru aan een longontsteking.

3. Ontwikkeling van het kodokan-judo

Met de klem- en verwurgtechnieken van de tenshin-shin'yo ryu en de worpen van de kito ryu nam het technische judo een start in de eisoji-tempel. In tegenstelling met de jutsu-scholen werd de shizenhontai de basishouding, werd aandacht besteed aan het kuzushi en het tsukuri van een techniek en werd het randori gebruikt als trainingsvorm.

Het kodokan verhuisde van Eishoji naar Imagawa (1883) en dan naar Koji-Machi. Daar werden Shiro Saigo en Tsunejiro Tomita eerste dan (1884). Deze twee, met de nieuwe leerlingen Sakujiro Yokohama en Yoshiaki Yamamoto, worden de steunpilaren van het kodokan.

Weer verhuisde het kodokan, nu naar Fujimi-Cho (1889), hier nam het aantal leerlingen toe en werden de eerste leefregels opgesteld. De leerlingen werden ingedeeld in drie groepen: de externen, de internen en de echte leerlingen of zij die zich volledig met judo bezighielden

De worpen werden in reeksen ingedeeld en in 1895 was de eerste gokyo klaar. Deze gokyo werd in 1910 verbeterd en aangepast, toen kwam men tot 5 reeksen van 8 technieken.

De filosofische ontwikkeling en de culturele vereniging van het kodokan kwam in 1922 tot voltooiing. Een jaar later (1923) werd er gestart met het damesjudo en in 1930 werd het eerste judo kampioenschap van Japan gehouden.

Na Suidobashi (1933) met een dojo van 514 tatami's belandde kodokan in Bunkyo-Kasuga (1958).

Na de dood van Jigoro Kano wordt Nango Shiro (1940) de president van het kodokan, deze wordt in 1946 opgevolgd door de tweede zoon van J. Kano: Risei Kano.

Vanaf 1950 wordt judo onderwezen in de Japanse scholen. Meer aandacht wordt er besteed aan de indeling van het grondwerk, terwijl het ate waza enkel in kata vorm beoefend blijft. Tevens wordt aandacht besteed aan de kata's

J. Kano stelde het nage-no-kata en katame-no-kata samen als de studie van de toepassingstechnieken (samen randori-no-kata genoemd). Het koshiki-no-kata werd verder beoefend uit eerbied voor de kito-ryu. In 1887 werd het juno-kata (vorm van soepelheid) samengesteld met als doel een harmonisch geheel te vormen met het randori. Daar kwam dan nog kime-no-kata (vorm van beslissing) en seiryoku-zen'yo-kokumin-taiiku-no-kata (nationale opvoeding voor maximum resultaat) bij. Het artistieke en filosofische deel komt aan bod in de itsutsu-no-kata (vorm der vijf).

In 1956 werd de moderne zelfverdediging vastgelegd in het kodokan-goshin-jutsu.

In 1982 bij het vernieuwen van het kodokan te Kasuga wordt de kleinzoon van Jigoro Kano, Yukimitsu Kano, president van het kodokan.

Het kodokan zond zijn leerlingen uit over gans de wereld. Yamashita onderwees judo in Amerika. Naar Europa kwamen de meesters: Kawaishi (Frankrijk) en Koizumi (Engeland). Meester Kawaishi werkte een eigen onderwijssysteem uit voor de Europeaan, met ondermeer de kleurgordels. Na de komst van meester Ichiro Abe in 1950 in Frankrijk en in 1953 in België werd terug het kodokan systeem beoefend.

B. Filosofie van het judo

Zoals in de historiek steeds aangehaald, is de stam van het judo het jiu-jitsu. Het doel van het jiu-jitsu was zuiver resultaat halen om zo in een gevecht de overwinning te behalen.

Jigoro Kano had wel een andere filosofie over de sport die hij creëerde uit het jiu-jitsu. Voor hem was het een fysieke en geestelijke training waar het resultaat ook belangrijk was maar waar enorm respect voor de tegenstander noodzakelijk was. De training bestond uit een spel van aanval en verdediging met een verantwoordelijkheid ten opzichte van de oefenpartner, zodat de betekenis "zachte weg" de waarheid bleef. Deze filosofie kwam in 1922 tot ontplooiing met de spreuken: jita kyoei (onderlinge weldaad) en seiryoku zen'yo (maximum resultaat)

In zijn onderrichtingen schreef meester Kano: "Judo is het principe van het meest nuttige gebruik van lichaam en geest. Judo beoefenen betekent dus: geest en lichaam ontwikkelen door het spel van aanval en verdediging om zo zichzelf te vervolmaken tot een harmonisch mens en daardoor bij te dragen tot de voorspoed van alle mensen

1. Doel van het judo: jita kyoei

Uit deze spreuk leiden we doel van het judo af. Door training met de mens bewust gemaakt worden de medemens te respecteren, enerzijds door zichzelf geestelijk en lichamelijk te ontwikkelen en anderzijds door te helpen aan de ontwikkeling van de partner of medemens.

Het doel van het judo is dus: door eigen vervolmaking bijdragen tot de vervolmaking van de gemeenschap. Jita kyoei: voorspoed en algemeen welzijn.

2. Het middel: seiryoku zen'yo

Om een doel te bereiken moet er een middel zijn. Dat middel zit vervat in de spreuk. Seiryoku zen'yo: "maximum doeltreffendheid bij een minimum inspanning". In het spel van aanval en verdediging is elke weg niet de juiste. Met een kleine inspanning moet een groot resultaat bekomen worden. Dit vraagt een goede afspraak tussen de leden van de groep, toegeven en meegeven zullen dus noodzakelijk zijn. Door te oefenen wordt het lichaam ontwikkeld, maar om een maximum resultaat te bekomen moet men denken en zo dus de geest ontwikkelen. Ju betekent meegeven, ontwijken of soepelheid. Het gebruik van kracht moet dus gezien worden in functie van het resultaat. Eenvoudig: iemand die duwt wordt door een tractie uit evenwicht gehaald en alzo met minder gebruik van kracht overwonnen.



 
Bron: Cursus initiator judo, Brussel, 1987, VTS-BLOSO
De Geyter J.; Heylen J.; Veulemans E.